Het paleis der luxe industrieën

Het paleis des Industries de luxe (tevens de grootste der Belgische secties) strekte zich uit, links en rechts van de Erehof. De voorgevels liepen parallel langs de Erehof en begonnen vanuit de hal der hoofdingang. De zijgevels waren opgebouwd uit open galerijen die spiegelend aan elkaar waren geplaatst. Ze vertrokken beiden vanuit koepelvormige ingangspaviljoenen. Deze zelfde koepelgebouwen sloten de sectie op het einde af. In het uitspringende middengedeelte waren nog eens drie ingangsdeuren.

Rechtse kant van de sectie

 

 

 

 

 

 

Aan het einde van de rechtse hal, formeerde de voedingssector een belangrijk stand.

In het midden van deze rechtse zijde lag het “Salon d’Honneur”. Hierrond lagen gegroepeerd de compartimenten van decoratie en meubels, van chemicaliën, van huiden, van sport, van carrosserie en aerospace, van boekdruk en  boekhandel, en van toneelkunst.

Voedingsindustrie

Binnen de stand van de voedingsindustrie waren er verschillende onderwerpen.
De stands met meelproducten zoals pasta.  De bakkers en patissiers.
De conserven fabrieken die toen in hun beginfase waren. Delhaize, Nutritia waren hiervan voorbeelden van firma’s die exposeerden.
De suikerindustrie
De Chocoladebranche met producten die toen nog echt luxe artikels waren.
De wijnhandelaars.
Likeuren en aperitiefdranken.
Bierproducenten.

Salon d’Honneur

Hier werden schilderijen en beeldhouwwerken van grote Belgische kunstenaars tentoongesteld. Firmin Baes, Eugène de Bremacker, Ciamberlani, Félix Cooreman, Jean Delville, Jean Herain, Fernand Knopff, comte Jacques de Lalaing, Langaskens, Hippolyte Eeroy, Constant Montald, Victor Rousseau, Charles Samuel, Geo Verbanck, J. Vilain, Godefroid de Vreese, M. Wolfers. Waren kunstenaars die hier ( en in het Paleis der Schone Kunsten) hun werk exposeerden.

Salon van de meubels

Salon van de auto-industrie

Afdeling St Lucas

Deze tentoonstelling, georganiseerd door het netwerk van katholieke scholen voor kunstonderwijs, vindt plaats aan het uiteinde van het 'Paviljoen van de luxe-industrieën' aan de rechterkant van het Erehof. Een reproductie van het portaal van het zuidelijke transept van de Sint-Maartenskerk in Ieper, gemaakt door Aloïs De Beule, die een oud-leerling is van de Gentse Sint-Lucasschool, siert de ingang van deze tentoonstelling (afb.21). Verder biedt de tentoonstelling een uitstekende weergave van het onderwijsprogramma van de Sint Lucasscholen, waar het bestuderen en respecteren van grote meesters uit het verleden en het perfectioneren van de praktische uitvoering in het kunstambachtelijk onderwijs, centraal staan

Salon van de sport

Verschillende sportfederaties exposeerden in dit salon.,
L’Automobile-Club des Flandres toonde de eerste racewagens, de gymnastiekbond toonde hun sporttrofeeen en turntoestellen, de zwembond toonde de traingsprogramma’s van hun atleten

Ook de wielerbond en de voetbalbond waren duidelijk aanwezig met een stand.

Salon van de boekdrukkunst

Salon van de fotografie

Fotografie was nog een jong medium 1913 maar op de Expo was een hele sectie gewijd aan de Belgische Fotografie en Chromolithografie. Er was zelfs fotografische werk van Koningin Elizabeth te zien.

Vooruit

De maquette stond opgesteld in de stand van Vooruit in de Belgische sectie. In een oogopslag konden de bezoekers het grote succes aanschouwen. Het Feestlokaal van Vooruit was nog niet klaar maar kon met de maquette toch al getoond worden.

Paleis van de Muziek

Linkse kant van de sectie

 

 

 

 

 

 

Symmetrisch ten opzichte van de voedingshal lag het Textielpaleis. Het Paleis van de diamant, goudsmeden en juweliers, het Paleis van het werk van vrouwen en het compartiment gereserveerd voor diverse industrieën: borstel, lederwaren, bestek, enz.  De pers had hier ook hun stek gekregen.

Salon van de kledingsindustrie

Salon van de diamantairs

Salon van de persoonlijke verzorging

De tentoonstelling bevond zich in de afdeling luxe-industrieën van de Belgische sectie. De Belgische diamantindustrie was in 1913 zeer belangrijk. Ze stelde 16.000 arbeiders te werk (het grootste aantal ter wereld) en had een jaarlijkse omzet van 250 miljoen Belgische frank (ongeveer 6 miljoen euro). De pracht van deze industrie maakte dit paviljoen tot een van de belangrijkste van de Wereldtentoonstelling.

Diorama

 

Leerafdeling

Palais des travaux feminins