Interieur St Michielskerk
Het doksaal met orgel (1)
Aan de westkant van de kerk prijkt een neoclassicistisch doksaal uit 1817. Vier gecanneleerde zuilen met Ionisch kapiteel dragen een zwaar hoofdgestel met uitkragende kroonlijst en balustrade. Het orgel is gebouwd door Petrus Joannes De Volder (Antwerpen, 1767–Brussel, 1841) die samen met Van Peteghem in de Gentse 19de-eeuwse orgelkunst naar voren trad. De orgelkast, in een empire- en neogotische stijl, werd door de Gentse architect Petrus Dominicus Velleman (1769–1829) ontworpen. In 1951 restaureerde Paul Anneessens (1917–1976) uit Menen het orgel.
De preekstoel (2)
Na de Franse vernielingen construeerden vader en zoon Franck in 1846 een nieuwe, neogotische preekstoel. Vader J.-F. Franck stond in voor de mahoniehouten onderdelen: een dubbele trap, een vierkante kuip en een fijn uitgesneden klankbord, alle voorzien van typisch middeleeuwse stijlkenmerken. Zoon B. Franck creëerde de witmarmeren beeldhouwwerken. De beeldengroep met de genezing van de blinde van Jericho toont Christus, aan de rechterkant, die de blinde, geknield aan de linkerkant, de hand reikt. Achter hen schraagt een olijfboom de kuip waarop vier bas-reliëfs zijn uitgewerkt: de kleine Jezus in de tempel, Christus te midden van apostelen en discipelen, Christus verschijnt aan de apostelen en de Hemelvaart
De kapellen in het schip (3)
De Sint-Michielskerk telt vijf noordelijke en vijf zuidelijke zijkapellen met kunstwerken uit de 17de tot de 21ste eeuw. Ze getuigen van eenheid in verscheidenheid op een canvas van rode steen. Toch overheersen vooral de rouwborden. De exemplaren in de Sint-Michielskerk zijn van een opmerkelijke kwaliteit. De 107 rouwborden of obiits verwijzen naar de overledenen uit aanzienlijke families die met de parochie verbonden waren en in of rond de kerk begraven lagen. Toen een bepaling van Jozef II in 1784 verbood om overledenen nog langer in de kerk en binnen de stad te begraven, werden kerkhoven buiten de stad ingericht. De rouwborden in de kerk hielden de herinnering aan de overledenen vast.
Het schilderij ‘de Opwekking van Lazarus’ (4)
Dit schilderij door Otto van Veen (Leiden 1557–Brussel 1629) toont het moment dat Lazarus uit zijn graf stapt. Hij is enkel in een sluier gewikkeld en wordt door zijn zussen, Martha en Maria van Bethanië, bijgestaan. Christus, in een rood gewaad, slaat de opstanding gade en maakt een zegenend gebaar. De scène speelt zich af in een architecturale setting met uitzicht op een berglandschap. Verschillende toeschouwers scharen zich rond de centrale figuren. Otto van Veen is een vertegenwoordiger van de contrareformatie en geldt als een boegbeeld van de ontluikende barokstijl. In 1593 werd hij meester in de Sint-Lucasgilde en ontving diverse opdrachten, vooral in Antwerpen waar hij een groot atelier leidde. Tevens was hij de leermeester van Pieter Paul Rubens (Siegen 1577–Antwerpen 1640).
Oude restanten aan het noordportaal (5)
Het noordportaal van de kerk bevat restanten van haar vroeggotische voorganger. Het betreffen twee kraagstenen van blauwe hardsteen, gedateerd in de 13de of 14de eeuw. Kraagstenen, of consoles, zijn in essentie dragende elementen voor een bovenliggende structuur en werden vroeger vaak prachtig uitgehouwen. In dit geval stelt de ene kraagsteen twee hoofden voor van respectievelijk een grijnzende man en een vrouw, de andere een sHet schilderij ‘Golgotha’ (6) In 1630 creëerde Antoon Van Dyck (Antwerpen 1599–Londen 1641) het werk Golgotha. Het schilderij toont Christus aan het kruis, geflankeerd door Maria, Johannes, Maria Magdalena en enkele soldaten. Weergegeven in een beperkte ruimte, zijn het vooral de ontredderde gebaren en de door smart getekende gezichten die bijdragen tot de expressieve kracht van het werk. Het verhalende ruimt plaats voor het meditatieve, het contemplatieve voor religieuze soberheid en waardigheid. Het warme en harmonische kleurenpalet getuigt van de Venetiaanse invloeden die Van Dyck tijdens zijn verblijf in Italië onderging. In 1992 werd het schilderij door het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium gerestaureerd en later aan de Vlaamse Topstukkenlijst toegevoegd.
Het hoogkoor (7)
Het langgerekte neogotische koorgestoelte, met pinakels, hogels en opengewerkte spitsbogen, leidt de bezoeker naar het hoogaltaar dat in 1859 door de Gentse architect Louis Minard (1801–1875) ontworpen werd. Hij liet zich bijstaan door de Gentse beeldhouwer Jan Van Arendonck (1822–1881). In de houten constructie van imitatienatuursteen en vergulde details prijken een calvarie, vier heiligenbeelden en twee marmeren engelenbeelden; een schoolvoorbeeld van de neogotiek.treng vrouwenhoofd met gestileerde tak tussen de lippen, omringd door bladwerk.
De processievaandels (8)
In het hoogkoor doen de processievaandels terugdenken aan het rijke verleden van een kerk waar verschillende broederschappen en gilden een belangrijke rol innamen. Eens per jaar werd een processie georganiseerd. De broederschaps- of gildeleden hielden vaandels, kruisen en processielantaarns in de hand, en droegen in een plechtige optocht door de stad beelden of relieken mee, uitgestald onder een fijn gedecoreerd baldakijn. Op het einde van de 18de eeuw werden de religieuze verenigingen door de Franse overheersers afgeschaft en ging die traditie grotendeels verloren.
De kapellen in het koor (9)
De kooromgang kreeg onder invloed van de neogotiek een middeleeuwse uitstraling. De kapel van het Heilig Sacrament werd rond 1900 volledig neogotisch herdacht. De polychrome interieurafwerking, het retabel door Clément Carbon (Gits 1835–Sint-Jans-Molenbeek 1907) en de glasramen door Jean-Baptiste Capronnier (Parijs 1814–Schaarbeek 1891), na Wereldoorlog I gerestaureerd, zijn harmonieus op elkaar afgestemd. Het geheel toont, zeer evident aan de achterzijde van het hoogaltaar, voorstellingen in functie van de Eucharistie en de opoffering van Christus voor de mensheid.
Het schilderij ‘Het berouw van David’ (10)
Jan Boeckhorst (1605–1668), afkomstig uit Münster maar gevestigd in Antwerpen, was een leerling van zowel Jacob Jordaens (1593–1678) als van Pieter Paul Rubens. Na een verblijf in Italië stelde hij zich volledig in dienst van de contrareformatie en schilderde hij tal van religieuze voorstellingen. Voor de Sint-Michielskerk creëerde hij rond 1655 onder meer het Berouw van David, nadat de profeet Natan hem veroordeeld had omwille van zijn overspel met Batseba. Ondanks Davids berouw moest het eerste kind van Batseba sterven. Het schilderij toont het moment dat God via Natan aan David vertelt dat de toorn Gods over zijn volk zal neerdalen. Ook dit schilderij maakt deel uit van de Vlaamse Topstukkenlijst.
Het schilderij ‘Sint-Franciscus a Paulo’
(11) Het portret van de heilige Franciscus werd door José de Ribera (1591–1652), bijgenaamd Lo Spagnoletto, geschilderd. In 1926 werd het werk uit de SintMichielskerk gestolen en een dag later in de trein Brussel–Antwerpen teruggevonden. De Ribera was een kunstenaar uit de Spaanse school afkomstig uit de buurt van Valencia. Vanaf 1606 verbleef hij in Italië en vestigde zich later definitief in Napels, toen deel uitmakend van het Spaanse rijk.
Beeld van Maria met kind (12)
De marmeren Maria met kind werd vervaardigd door Rombaut Pauwels (Mechelen 1625–Gent 1692) en was oorspronkelijk bedoeld voor de Gentse Jezuïetenkerk die in 1799 gesloopt werd. Het beeld is geïnspireerd op de Madonna van Michelangelo (Caprese 1475–Rome 1564) in de Onze-Lieve-Vrouwekerk te Brugge. Maria wordt zittend voorgesteld, in een rijkelijk gedrapeerd kleed en sluier. De naakte Jezus leunt tegen haar aan en houdt de linkerhand van zijn moeder vast. De beeldhouwer liet zich tijdens een verblijf in Italië sterk inspireren door het werk van Frans Duquesnoy (Brussel 1597–Livorno 1643). Samen met Hiëronymus Duquesnoy de Jonge (Brussel 1602–Gent 1654) en Artus Quellinus (Antwerpen 1609–Antwerpen 1668) introduceerde hij de gematigde barokstijl in de Nederlanden. Vanaf 1656 was Pauwels voornamelijk actief in Gent.
Oude restanten aan het zuidportaal (13)
De kraagsteen aan het zuidportaal is jonger dan de exemplaren aan de noordkant, maar eveneens uit de vroeggotische kerk afkomstig. Het betreft een kraagsteen van kalkzandsteen, gedateerd in de eerste helft van de 14de eeuw. Er worden vier jonge vrouwenhoofden met kap voorgesteld, omgeven door bladwerk. In vergelijking met de hoofden aan de noordkant zijn de figuren hier plastischer weergegeven en voorzien van zachte gezichtscontouren.
De diskamer of de Tafel van de Heilige Geest (14)
Zeker vanaf de late middeleeuwen stond de Tafel van de Heilige Geest in voor de armenzorg van de parochie. Het was geen geestelijke instelling maar een wereldlijke die, om in haar onderhoud te voorzien, enkel op de steun van de burgerij kon rekenen. De dismeesters stonden aan het hoofd van het bestuur.