Stadsbibliotheek

Na de beeldenstormen bouwden de cisterciënzers hun refuge uit tot één van de grootste abdijen in Gent. In de kapel bespeelde de 9-jarige Mozart ooit nog het orgel. Later werd de kloostertuin omgevormd tot plantentuin, in de kapel kwam een bibliotheek. De kapel zit deels verborgen, omdat er een toegangsgebouwtje is voorgezet. De tuin is nu een park, in het klooster is een kunsthumaniora.

Gent heeft haar plantentuin en bibliotheek aan Baudeloo te danken aan de Franse Revolutie en aan de invloedrijke bibliofiel Karel Van Hulthem. Wanneer onze gewesten worden geannexeerd bij de Franse Republiek in 1795, schaffen de republikeinen alle ambachtelijke en kerkelijke organisaties af en slaan ze hun bezittingen aan. De gebouwen worden afgebroken om de grond te verkavelen of krijgen een nieuwe bestemming. In Gent worden de vrijgekomen ruimtes dankbaar ingenomen door de opkomende katoenindustrie en bouwen arbeiders hun woonwijken rondom de oude kloosters. Dit lot stond ook de Baudeloabdij te wachten, ware het niet dat Van Hulthem zich opwierp als haar beschermheer.

Van Hulthem ontfermt zich als bibliofiel en kunstminnaar over de in beslag genomen schatten van de abdijen en kloosters uit het Gentse. Hij overtuigt het nieuwe stadsbestuur om de religieuze archieven, manuscripten en boeken te verzamelen in de kerk van de Baudelooabdij en die om te dopen tot ‘Tempel van Rede’. Zo komt onder andere de bibliotheek van de Dominicanen uit Het Pand in Baudeloo terecht. De kunstschatten verhuist Van Hulthem naar de Sint-Pietersabdij waar ze de basis zullen vormen van het latere Museum voor Schone Kunsten.

Als hoofdplaats van het Scheldedepartment moet Gent ook op zoek naar een locatie voor een ‘Centrale School’. In de nieuwe Franse Republiek is onderwijs een staatsaangelegenheid geworden waarbij de nadruk ligt op natuurwetenschappen en objectieve waarnemingen in plaats van op Latijn en godsdienst. Van Hulthem verkrijgt dat deze Centrale School wordt ondergebracht in de kloostervertrekken van de Baudelooabdij. De kerk is geschikt als bibliotheek en de oude moestuin kan getransformeerd worden tot plantentuin. Van Hulthem wordt zelf – tijdelijk – bibliothecaris van de bibliotheek en leraar geschiedenis op de Centrale School. Enkele jaren later is Napoleon minder enthousiast over het Verlichte denken in de Centrale Scholen en hij schaft ze af. In Gent wordt de school vervangen door een Lyceum en neemt het stadsbestuur de bibliotheek en de plantentuin over. De nieuwe stadsbibliotheek wordt ingericht als een zaalbibliotheek: de achterwanden en zijbeuken van de kapel worden bezet met boeken en in de middenbeuk komen stoelen en tafels voor de consultatie van de werken.

De volgende episode in de geschiedenis van de Baudeloobibiotheek start in 1817 als Willem I een nieuwe rijksuniversiteit sticht in Gent. Stad en staat sluiten een overeenkomst waarin de bibliotheek, het meubilair en het boekenfonds voor onbepaalde tijd worden overgemaakt aan de universiteit. Om aan te tonen dat de kerk niet langer een bidplaats maar een huis van wetenschap is, bouwt stadsarchitect Roelandt in 1820 een neoclassicistisch voorportaal met zuilengang aan de ingang. In de loop van de negentiende eeuw zal de bibliotheek verschillende verbouwingen ondergaan om aan de noden van haar gebruikers te voldoen. Er komt een boekenmagazijn, een leeszaal, catalogi- en bruikleenzaal, een tijdschriftenleeszaal, een professorenkamer, een kabinet voor de hoofdbibliothecaris en werklokalen voor het personeel. De opeenvolgende bibliothecarissen verzamelen een uitgebreide wetenschappelijke collectie. Ze kopen diverse privéverzamelingen aan en verschillende Gentenaars en hoogleraren schenken hun eigen collectie aan de universiteit. De meest bijzondere collectie die verzameld wordt, is die van de ‘Gandavensia’ of ‘Vliegende Bladen’. Ze bestaat uit een miljoen documenten, publicaties, objecten en knipsels die hoofdbibliothecaris Ferdinand Vander Haeghen veertig jaar lang bijeenspaarde en die vandaag een unieke blik bieden op het negentiende-eeuwse Gent.

De Baudeloobuurt heeft haar naam ‘Waterwijk’ niet gestolen. De wijk werd ooit ingekapseld door de Leie en de Ottogracht en is doorkruist door verschillende Leiearmen. Om de universiteitsbibliotheek te kunnen betreden, wandelen de bezoekers over een brug over de Ottogracht recht tegenover de ingang gelegen. Deze vochtige omgeving is op zijn zachtst gezegd niet ideaal voor de universiteitscollectie. Nadat de Ottogracht in 1875 gedempt wordt, heeft de bibliotheek geregeld last van insijpelend grondwater in de kelders en de magazijnen. Het ophogen van de marmeren vloeren met houten constructies kan niet verhinderen dat boeken beschimmelen en verrotten. Behalve een vochtprobleem heeft de bibliotheek ook te kampen met verwarmingsproblemen, met eindeloze jammerklachten van studenten en personeel tot gevolg. Een ander nijpend probleem van de bibliotheek is het plaatsgebrek. De wetenschappen breiden in de negentiende eeuw zo uit dat er in de voormalige abdij veel te weinig plaats is om al die tijdschriften en publicaties onder te brengen. De universiteitsbibliotheek is bovendien tevens een stadsbibliotheek en moet dus ook voorzien in een collectie literatuur en vulgariserende werken én in voldoende lees- en consultatieruimtes. Het derde probleem waar de Baudeloobibliotheek mee kampt is de ligging. Bij haar stichting vond de universiteit een onderkomen in bestaande gebouwen her en der verspreid over het stadscentrum. Maar in de loop van de negentiende eeuw worden nieuwe terreinen geëxploiteerd en huizen verschillende faculteiten in prestigieuze sites aan de Plateaustraat en de Bijloke. Baudeloo is niet alleen erg ver verwijderd van deze sites, de buurt waarin ze ligt is ook gedegradeerd door de komst van fabrieken en arbeiderswoningen. De ‘Tempel van Rede’ staat er wat verloren bij.

Rond de eeuwwisseling erkennen stad en staat het probleem en wordt een ‘bibliotheekeconomisch’ programma opgesteld waarin staat hoe de nieuwe bibliotheek er moet gaan uitzien. Stadsarchitect Van Volden plant een klassiek bouwwerk met voor elk van de vier faculteiten en voor de Gentenaars een aparte leeszaal. De bibliotheek zou opgetrokken worden op de Blandijnberg, op de plaats van het De Vreesebeluik. Buurtprotesten, woningnood en geldgebrek stellen de plannen voor de bibliotheek uiteindelijk uit tot de jaren 1930. Op dat moment zijn de behoeften en doelstellingen van stad en universiteit echter gewijzigd en moet het hele planningsproces opnieuw gebeuren.

De universiteit engageert in 1933 architect Henry van de Velde voor de nieuwe universiteitsbibliotheek. De stad trekt zich terug uit het project omdat het prioriteit moet geven aan het nijpend woningtekort in Gent en omdat het stadsbestuur volgens een wetswijziging niet langer verantwoordelijk is om de gebouwen van de rijksuniversiteit te onderhouden. In de nieuwe universiteitsbibliotheek zal dus niet langer een ‘Stadsboekerij’ worden ondergebracht. Wanneer de universiteitscollectie tijdens de Tweede Wereldoorlog met paard en kar verhuist naar de Boekentoren, blijft de stadsbibliotheek achter. De vrijgekomen ruimtes in de Baudeloobibliotheek worden ingepalmd door het stedelijk atheneum. De stadsbibliotheek blijft in de Baudelookapel tot ze op het einde van de jaren zeventig verhuist naar de Zuid. Sindsdien staan de Baudelookapel en haar omliggende bibliotheekruimtes leeg. Enkel de naam ‘Bibliotheekstraat’ en het gedenkteken voor bibliothecaris Ferdinand Vander Haeghen herinneren nog aan de vorige bewoners.