Francois Laurentplein

 

Het François Laurentplein is een plein in de Belgische stad Gent. Het is genoemd naar François Laurent (1810-1887), hoogleraar in het burgerlijk recht aan de Gentse universiteit.

Het plein werd in 1884 aangelegd, in het kader van het Zollikofer-de Vigneplan toen men dit deel van de Nederschelde overwelfde om de vervuiling en geurhinder in de stad te beperken. Bootjes kunnen onder de brug door maar stuitten even verder op de Wijdenaardbrug. Het gedeelte tussen deze brug en de Nieuwbrug was rond 1960 gedempt, maar is in 2018 weer opengelegd.

De watermolen bij de Watermolenbrug aan de zuidzijde brak men af. Bij de Brabantdam staat een monument voor de gesneuvelden van de Eerste Wereldoorlog. Prominent aanwezig is een standbeeld van François Laurent naar een ontwerp van Jules Van Biesbroeck, opgericht in 1908 door een oudstudentenvereniging en advocaat Willecquet.

Het Luisterplein

Tijdens de Gentse Feesten zijn hier meestal muzikale acts te horen voor toeschouwers die willen luisteren.

Rechthoekig plein, in 1884 aangelegd op de overwelfde Nederschelde waardoor enkel de westzijde van het plein behoort bij de Kuip.

In het zuiden, bij de Brabantdam, afgesloten door een blinde muurwand met huldemonument aan gesneuvelden van de Eerste Wereldoorlog; ertegenover monumentaal bronzen standbeeld van prof. Laurent naar ontwerp van J.P. Van Biesbroeck door vereniging van oud-studenten en advocaat Willecquet hier opgericht in 1908. Een huldebetoon van de stad en curriculum vitae staat achteraan op de arduinen sokkel. Heden begraasd en beboomd plein met parking met behouden eind-19de-eeuwse architectuur langs de westzijde.

Het plein is gelegen aan de Nederschelde of Reep, ooit één der belangrijkste grenzen binnen Europa. In 843 werd het verdrag van Verdun afgesloten waarbij het rijk van Karel de Grote verdeeld werd onder zijn drie kleinzonen waardoor de Nederschelde de grens vormde tussen Kroonvlaanderen (de Franken) en Rijksvlaanderen (de Duitsers).

Standbeeld François Laurent

François Laurent is niet alleen een internationaal gewaardeerde rechtsgeleerde, een hoogleraar aan wie zijn oud-studenten een monument hebben gewijd, hij behoort ook tot die groep negentiende eeuwse professoren die zich maatschappelijk en politiek engageren en zo mee hun stempel hebben gezet op de Gentse geschiedenis.

Aanvankelijk leidt deze Luxemburger van bescheiden komaf, die dankzij de bescherming van machtige liberale vrienden aan de heropgerichte Gentse universiteit in 1835 hoogleraar benoemd is, een teruggetrokken bestaan, geheel gewijd aan studie en lesvoorbereidingen. Laurent publiceert aan een onwaarschijnlijk tempo artikels en boeken over recht en geschiedenis, o.a. de 18-delige Etudes de l’histoire de l’humanité. Het vierde deel van die reeks verschenen in 1856 is gewijd aan Le Christianisme, en daarin ontkent de auteur de goddelijkheid van Christus. De bisschoppen eisen dat de bevoegde minister de professor tot de orde roept en raadt alle ouders aan hun kinderen nooit aan de Gentse universiteit in te schrijven, vermits hun geloof aan het wankelen zou kunnen gebracht worden. De zaak Laurent-Brasseur, want zo gaat de polemiek de geschiedenis in, loopt af op een sisser: Laurent wordt met rust gelaten en verschijnt in de publieke opinie als de kampioen van de vrije meningsuiting. Het enige resultaat van het bisschoppelijk gekrakeel is dat de verhoudingen tussen de Gentse universiteit en de clerus voor decennia vergiftigd zijn en Laurent zich tot een zeer fervente antiklerikaal ontpopt. Hij gaat in de politiek en zal tot zijn dood de clerus en bij uitbreiding de klerikalen met artikels en brochures blijven bestoken. Maar die vinden uiteindelijk weinig gehoor: Laurent blijft om andere redenen bekend in Gent.

Vanaf 1864 zetelt Laurent in de Gentse gemeenteraad en zet hij zich in voor de materiële en morele lotsverbetering van de arbeidersklasse via de verbetering van het stadsonderwijs, het introduceren van het schoolsparen, het inrichten van werkmanskringen en van de Société Callier, waarin ook de burgerzonen hun financiële bijdrage en persoonlijke inzet kunnen leveren. Het schoolsparen, waarbij de kinderen worden aangezet regelmatig kleine sommen op een spaarboekje, beheerd door de schooldirectie, te storten, vindt navolging tot in Nieuw-Zeeland. Laurent, die als liberaal protestant zweert bij het geloof in ‘la Providence’, is ervan overtuigd dat het bijbrengen van de deugd van ‘prévoyance’ aan de kinderen, zal bijdragen tot de groei van de welvaart en de handhaving van de maatschappelijke orde. Hij bezoekt bijna dagelijks de Gentse lagere stadscholen, tot in 1884, en wordt zo bekend bij generaties volkskinderen.

Van de werkmanskringen blijven er na Laurents verdwijnen maar twee actief: Vrijheidsliefde en Geluk in ’t werk, niet toevallig deze die over een eigen, mede door Laurent bekostigd lokaal beschikten. De coöperatief en ziekteverzekering die Laurent aan de kringen wil verbinden kennen geen succes, mede wegens het verzet van de liberale kleinburgerij. Samen met Wagener en Callier heeft Laurent bijgedragen via de verbetering van het stedelijk lager onderwijs tot de vorming van een arbeiderselite waarvan later velen als militant in de Belgische Socialistische Partij zullen opduiken.