Hertstraat Cite de Hemptinne
De cité ligt in de Muinkmeersen. Voor dit deel van de binnenstad waren er al in de jaren 1840 verkavelingsplannen maar door de oprichting van de Gentse Dierentuin werd er gedurende 50 jaar niet gebouwd. Toen de dierentuin in 1903 ophield te bestaan, besliste de stad tot verkavelen over te gaan. Het ging hier om zeer goed gelegen gronden, dichtbij het Zuidstation. De gronden werden openbaar verkocht en Eugène de Hemptinne (telg van de familie de Hemptinne, sinds lang rijke katholieke textielbazen in de stad) kon ze via de "Société Anolnyme Immobilière de l’Escaut" verwerven. Hij had de gronden nodig voor de arbeiders in de buurt van zijn fabriek aan ter Platen. In 1906-1906 liet hij er een werkerswijk (cité ouvrière) bouwen, de bouw werd in 1907 in het kadaster geregistreerd. De Hemptinne zag in het concept van de cité ouvrière de pragmatische oplossing voor een personeelsprobleem. Zijn project was een ongegeneerde statement van een kapitaalkrachtige "textielpatron" die het publieke initiatief ostentatief voor de wielen kwam rijden. De bouw van deze cité lokte en hevige controverse uit en in reactie op dit privé-initiatief bouwde de "Gentsche Maatschappij der Werkerswoningen" in 1907-1908 een andere werkerswijk in de Zebrastraat naar ontwerp van Charles van Rysselberghe, in de volksmond de Cirk genoemd. De Cité de Hemptinne en de Cirk laten door hun locatie, in hun ontwerp en in hun uitvoering twee tegenovergestelde visies over de huisvesting van de werkende klasse zien. De Gentsche Maatschappij de Werkerswoningen kon zich om te beginnen geen topligging veroorloven. De dure grondprijzen werden opgevangen door "blokuizen met menigvuldige woonvertrekken" en een extra bouwlaag. Bovendien bouwde ze met een sociaal doel: een oplossing bieden voor de massa’s arbeiders van wie het onderkomen uit de binnenstad was weggesaneerd.
Op het hoekhuis Hertstraat 19 na, dat oorspronkelijk bedoeld was als winkel voor de cité, zijn alle woningen even groot. Het zijn enkelhuizen van doorgaans twee traveeën en twee bouwlagen volgens een repeterend schema onder geknikt zadeldak met dakkapellen en dakvensters. De lijstgevels zijn opgetrokken in oranjerode baksteen en verlevendigd met geglazuurde baksteen van verschillende kleuren (geel, groen, zwart). De basisindeling van de huisjes stemt grotendeels overeen met de typewoning zoals ze door stadsarchitect Charles Van Rysselberghe in 1905 als ideale arbeidershuisje werd voorgesteld.
Keviestraat en Takkebosstraat: lijstgevels met meestal getoogde muuropeningen en een decor van banden gekleurde baksteen. Typisch gebruik van uit- of inspringende delen in de voorgevelbehandeling. De oostzijde voorzien van dakvensters met tuitgevel en houten dakkapellen onder leien zadeldekje. De westzijde met getrapte dakvensters en klimmende dakkapellen.
Langhalsstraat: hoofdzakelijk gekenmerkt door blinde zijpuntgevels. Enkel de meest noordelijke kant van de straat telt langs beide zijden vier voorgevels (nummers 1-7 en 2-8). Deze lijstgevels worden verlevendigd door boogfriezen en decoratieve muurbanden. Het einde van de straat eindigt op een muur waaraan het cholerakapelletje bevestigd is, een muurkapel met een Mariabeeld in.
Hertstraat: De nummers 11-17 aan de oostelijke kant van de straat sluiten aan bij de cité. De gevels zijn alle vier heel verschillend uitgewerkt: verschillende muuropeningen, verschillende gevelopbouw, verschillende decoratieve elementen. Nummer 19 ligt enigszins geïsoleerd door de blinde zijgevels van de citéhuisjes van de Takkebos en Keviestraat en sluit aan op Alpacastraat.
Alpacastraat: Lijstgevels onderbroken door getrapte dakvensters met hoofdzakelijk gebogen muuropeningen op de begane grond, geaccentueerde bovenverdieping door licht uitspringende travee en voorzien van typische eerder aangehaalde materiaalgebruik.
De Hertstraat vormt een rechte straat dwars doorheen de Muinkwijk, vanaf de Guldenspoorstraat, over het kruispunt met de Muinklaan en verder langs het Muinkpark tot aan de François Benardstraat. De straat wordt gekarakteriseerd door een relatief eenvoudige, doch kenmerkende gesloten rijbebouwing die een staalkaart biedt aan architectuurstijlen en –periodes vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw, met een nadruk op architectuur uit de vroege 20ste eeuw en het interbellum.
Niet alleen burgerhuizen werden in de straat gebouwd. Een deel van de verkavelde gronden van de dierentuin werd immers verworven door een maatschappij die er vanaf 1906 onder leiding van Louis Gildemyn arbeidershuisvesting realiseerde voor het personeel van de fabriek van Eugène de Hemptinne aan Ter Platen. Naast woningen in de Keviestraat, Takkebosstraat, Langhalsstraat en Alpacastraat, sluiten enkele huizen in de Hertstraat (nummers 11-19) aan bij deze Cité de Hemptinne.
Voor de beschrijving van huizen en straten verwijs ik naar
https://beeldbank.onroerenderfgoed.be/images?text=gent
Mijn dank aan Lut Laureys voor de hedendaagse foto’s
https://www.facebook.com/media/set/?set=a.10200251597674629&type=3