Brouwerij Meiresonne
Brouwerij Meiresonne of Brouwerij De Hoprank is een voormalige brouwerij gesticht door August Meiresonne in 1871 te Landegem nadat hij zich terug trok uit de Familie Brouwerij Meiresonne dat nabij de kerk van Bellem (Aalter) lag.
Hij startte er de brouwerij "De Hoprank" samen met echtgenote Marie David, met wie hij 10 kinderen had. Ze hadden er een voor die tijd moderne zaak. Hij werd te Landegem schepen en burgemeester en zoon Aimé (1888-1966) nam in 1913 de leiding van het bedrijf over. Het bedrijf werd echter in 1918 door de terugtrekkende Duitsers vernietigd, wat aanleiding gaf om in Gent een nieuwe start te nemen. Daar nam Aimé Meiresonne de Brasserij Prosper van Oostende-De Marteleire aan de Koepoortkaai over.
In 1935 veranderde de naam "Hoprank" in "Meiresonne", wat in Gent oneerbiedig Meire-zeke werd genoemd. Erg slecht kan deze drank waarschijnlijk toch niet geweest zijn, want men kende er tot de jaren ’60 een bloeiend bedrijf met meer dan 500 werknemers; in het Gentse kon men overigens niet naast de naam kijken. Aimé had de algemene leiding, zuster Céline was zijn rechthand en broer Alfred was brouwmeester.
Merknamen: de bekendste drank was Celta Pils, naast Fort Op, Family’s (vermoedelijk tafelbier), Pigall’s Stout, Koekoek, Munich, Export, Stolz, Ganda, Goliath en Pater Fredo’s. In 1964 werd de brouwerij overgenomen door Brouwerij Artois en ging zoals vele bedrijven op in Interbrew en InBev. In 1985 werden de gebouwen gesloopt en verrezen op de site appartementsgebouwen, waardoor het verleden er volledig werd uitgewist.
Het bouwblok tussen Apostelhuizen, Koepoortkaai, Filips van Arteveldestraat en 't Stuk wordt voor het grootste deel ingenomen door de gebouwen der vroegere brouwerij Meiresonne.
Deze groeide uit twee voordien in deze zone reeds actieve bedrijven, de brouwerij Heughebaert (sedert begin 19de eeuw) en de brouwerij-stokerij J. Spilthoorn (opgericht in 1838). Beide kenden een afzonderlijke langzame groei tot circa 1930-1933 toen ze (definitief?) samengevoegd werden en een expansieve fase begon, welke de vroegere kleinschalige bebouwing (voornamelijk arbeidershuisvesting) verdrong. De meeste thans nog bestaande constructies kwamen trouwens tussen 1933 en 1937 tot stand.
Tot de oudste overblijfselen der brouwerij mag een gedeelte uit 1851 aan de zijde der Koepoortkaai gerekend worden. Dit wordt gekenmerkt door een eenvoudige witgeverfde bakstenen gevel van elf traveeën, symmetrisch geschikt (telkens vijf traveeën) aan weerszijden van één poorttravee; In dit gedeelte waren tot recent een aantal brouwketels ondergebracht, waarvan thans nog de gietijzeren ondersteuningskolommen resten.
Rechts van dit gedeelte bevindt zich het vroegere stoommachinehuis (stoommachine in de loop van 1976 of begin 1977 uitgebroken) In de eerste bouwlaag toonden vroeger twee grote getraliede vensters, over bijna de volledige gevelbreedte, de stoommachine aan de voorbijgangers.
De burelen (Koepoortkaai), thans ingenomen door de stedelijke politiediensten, dateren uit 1940-41.