Tram Gent
De eerste paardentram verscheen in 1874 in de Gentse straten, en reed tussen de Korenmarkt en de Zuidstatie. Er waren 43 rijtuigen, waarvan 14 open en 29 gesloten. Het bedrijf had ongeveer honderd paarden in dienst. De uitbater van het paardentramnet was Les Tramways de ville de Gand, die tot 1897 bleef bestaan.
Op 13 augustus 1897 werden de concessies voor het stadstramnet overgedragen aan twee maatschappijen: Société Anonyme des Railways Economiques de Liège-Seraing et Extensions, kortweg RELSE en Compagnie Générale des Railways à voie étroite. Beide maatschappijen maakten deel uit van de holding van baron Empain.
Op 4 januari 1898 richtten beide bedrijven de groep SA des Tramways Electriques de Gand (TEG) op om de paardentram te vervangen door de accutram, die weliswaar elektrisch aangedreven wordt, maar geen bovenleiding nodig heeft. De maatschappij was ook bekend onder de Nederlandse naam, Elektrische Tramwegen van Gent (ETG).
De accutrams hadden een vermogen van 25 pk en reden op zeven ex-paardentramlijnen. Ieder rijtuig had 45 plaatsen. De maximumsnelheid bedroeg 12 km/h, niet omdat er technisch geen hogere snelheid mogelijk was, maar omdat de concessievoorwaarden die niet toestonden. Voor het opladen van accu's werd een speciale elektriciteitscentrale met een vermogen van 600 kW gebouwd.
De accutrams vertoonden veel gebreken, zodat in 1903 werd besloten bovenleidingen te gaan gebruiken. Vanaf 1904 reden alle ETG-trams onder de rijdraad met een trolleystang.
Vanaf 22 januari 1906 kreeg elke lijn een nummer op een bord in een bepaalde kleur. Op het bord stond de bestemming in beide landstalen weergegeven (ten tijde van de paardentram waren de borden vaak alleen nog in het Frans). Er bestonden toen 6 lijnen
Lijnnummer Kleur bord Traject
1 blauw Gasmeterlaan – Arsenaal
2 wit Sassepoort – Stelplaats
2 wit Muide – Meulestede
3 geel Brugse Poort – Dampoort
4 rood Sint-Jacobs – Sint-Pietersstation – Korenmarkt
5 groen Sint-Amandsberg – Zuidstation
Vanaf zondag 21 oktober 1906 reden na het eindigen van schouwburgvoorstellingen extra trams naar Ledeberg, het Zuidstation, het Sint-Pietersstation, de Heuvelpoort, het Rabot, de Heuvelpoort, de Antwerpsepoort en de Korenmarkt. Wanneer dit werd afgeschaft is onbekend.
Op 9 november 1907 reed tram 3 voor het eerst van Korenmarkt langs de Cataloniëstraat en de Botermarkt naar Sint-Jacobs. Voorheen gebeurde dat via de Lange Munt en de Vrijdagmarkt.
Op 14 december 1910 reed tram 3 voor de eerste keer tot aan de Rooigemlaan (verlengd vanaf de Sint-Jan Baptistkerk).
Vanaf 20 februari 1913 reed de lijn Muide – Meulestede met het nummer 6 en vanaf 13 maart van hetzelfde jaar reed tram 7 het traject Stapelplaats – De Sterre. Tram 5 reed vanaf toen het traject Antwerpsesteenweg – Zuid – Zwijnaardsesteenweg (ter hoogte van de Elfjulistraat).
Vanaf 10 januari 1914 reed lijn 2 van de Zonnestraat naar het Arsenaal en lijn 4 van De Sterre naar de Muide via het Sint-Pietersstation en de Korenmarkt.
Lijn Traject
1 Arsenaal – Sint-Lievensbrug – Gent-Zuid – Korenmarkt – Rabot
2 Arsenaal – Van Arteveldeplaats – Gent-Zuid – Kouter – Zonnestraat
3 Brugse Poort – Korenmarkt – Sint-Jacobs – Dampoort
4 Sassepoort – Korenmarkt – Sint-Pietersstation – De Sterre (het paardendepot)
5 Antwerpsesteenweg – Dampoort – Gent-Zuid – Heuvelpoort – Zwijnaardsesteenweg
6 Sassepoort – Meulestede
7 Stapelplaats – Sint-Jacobs – Gent-Zuid – Heuvelpoort – Sint-Pietersstation
10 Arsenaal – Melle
– Gent-Zuid – Ledeberg – Merelbeke
In de herfst van 1919 werd op alle lijnen de trolley vervangen door de sleepbeugel, een betere manier van stroomafname.
De Gentse stadstram wordt sinds 1991 geëxploiteerd door de Vlaamse Vervoermaatschappij "De Lijn", entiteit "Oost-Vlaanderen". Voordien werd de Gentse tram geëxploiteerd door de Maatschappij voor het Intercommunaal Vervoer te Gent (MIVG). De MIVG is samen met het Vlaamse deel van de NMVB en de Antwerpse MIVA gefuseerd tot de Vlaamse Vervoermaatschappij "De Lijn".
Het tramnet omvat drie lijnen (lijn 1, 2 en 4) naar de deelgemeenten en aanpalende gemeenten van de stad (Evergem en Melle). De lijnen 1 en 4 kennen verschillende korttrajectdiensten die alleen rijden tijdens drukke perioden (werkdagen en/of piekuren). De totale lengte van het net bedraagt ongeveer 30 km.
De spoorwijdte bedraagt 1000 mm, de bovenleidingspanning 600 volt gelijkstroom en het tramnet is alleen geschikt voor tweerichtingstrams. Voor de komst van de PCC-cars in de jaren zeventig namen Gentse trams hun stroom af met een lyrabeugel. Nadien werd de pantograaf ingevoerd.