St Baafsabdij

De eerste reeks foto's geven details van oude kaarten en foto's.
De tweede reeks foto's zijn een bundeling van hedendaagse foto's

 

Sint Baafsabdij

"Sint-Baafsabdij", thans "Museum voor Stenen Voorwerpen". Ten westen van de voormalige Gallo-Romeinse vicus "Ganda" of het Romeinse Castellum (zie archeologische opgravingen), namelijk aan de samenvloeiing van Leie en Schelde, zou de Heilige Amandus tussen 630 en 639 een Sint-Petruskerk en een religieuze gemeenschap gesticht hebben, te identificeren met het Gandaklooster, vanaf 864 Sint-Baafsabdij genoemd naar de Heilige Bavo, gestorven in de abdij in 653. Rond de abdij ontwikkelde zich het afhankelijke Sint-Baafsdorp of de Sint-Baafsstede. Een gelijkaardige ontwikkeling deed zich voor bij de Sint-Pietersabdij, de tweede Gentse abdij in opdracht van de Heilige Amandus gesticht.

Verwoest door brand en plunderingen tijdens de invallen van de Noormannen in 851 en 879-883. Door de monniken volledig in puin achtergelaten tot de eerste helft van de 10de eeuw. Heropbouw van 940 af onder stimulans van graaf Arnulf de Grote die Gerardus van Brogne belastte met de hervorming tot benedictijnerabdij. Grootste bouwcampagne in de tweede helft van de 12de eeuw. Heropbloei onder abt Raphaël de Mercatel door verfraaiings- en aanpassingswerken circa 1495, onder meer de kruisgang. Onder paus Paulus III werden de monniken in 1536 geseculariseerd en overgebracht naar een nieuw kapittel aan de Sint-Janskerk, vanaf dan Sint-Baafskathedraal genoemd.
Opnieuw gedeeltelijk gesloopt op bevel van Keizer Karel in 1540 voor het bouwen van een citadel of dwangburcht, het zogenaamde "Spanjaardkasteel", voltooid in 1545. Deze citadel, gebouwd naar ontwerp van Donato Buoni di Pellozuoli, vertoonde, naar model van het oude Italiaanse type, een vierhoekige plattegrond op de hoeken versterkt met bastions. Gebouwd op een gedeelte der gronden van het Sint-Baafsdorp (eertijds afgesloten met twee poorten) palmde het Spanjaardkasteel de abdij en omliggende straten volledig in waardoor enkele belangrijke abdijgebouwen verloren gingen. Reeds vanaf 1577 was de citadel het slachtoffer van talrijke belegeringen en aanpassings- en verbouwingswerken. Totale vernieling van de kerk door de calvinisten in 1581.
Tot circa 1830 kazerne, nadien ontmanteling en afbraak van de citadel; herontdekking van de oude abdij en besluit tot conservatie van de ruïnes. Sinds 1882 Museum voor Stenen Voorwerpen, bekend om zijn rijke verzameling grafzerken en architectonische getuigenissen van gesloopte monumenten te Gent.

Beschrijving

De inplanting der abdijgebouwen volgt grotendeels het eenvoudige grondplan van een benedictijnerabdij uit de vroege middeleeuwen: een ommuurd domein met een grote toegangspoort aan de oostzijde (verdwenen), een grote abdij kerk met ten noorden aanleunende kloostergang waarrond de voornaamste gebouwen gegroepeerd zijn: ten oosten de kapittelzaal en dormitorium, ten noorden refter en keuken met voorraadkamers, ten westen de gebouwen van de lekebroeders, in de kloosterhof het lavatorium en tenslotte buiten de abdij enkele losstaande dienstgebouwen en een waterput. Thans met uitzondering van de gerestaureerde noordvleugel grotendeels in puin of verdwenen. Behalve uitdrukkelijk vermeld zijn alle gebouwen opgetrokken uit Doornikse steen, aangevoerd langs de nabijgelegen Schelde. Voorts ook gebruik van tufsteen en later verwerking van zandsteen.

Abdijkerk. In tegenstelling tot de gebruikelijke aanleg van de benedictijnerabdij gelegen ten zuiden van het complex gebouw. De opgravingen van Prof. Dr. F. De Smidt begonnen in de jaren 1940, legden de fundamenten van de kerk bloot, onder de Gandastraat en het Slachthuis, en verschaften belangrijke informatie omtrent de oriëntatie, juiste afmetingen en het uitzicht van de kerk. De eerste, Karolingische kerk werd in de 9de eeuw nagenoeg volledig vernield en vervangen door een karakteristieke vijfbeukige romaanse abdijkerk met dubbele buitenkrocht, opgetrokken tijdens vijf bouwcampagnes. Aanvang van de bouw met het koor en transept, begonnen in 985 en voltooid voor het einde der eeuw. Tijdens de tweede bouwcampagne in de 11de eeuw werd het schip opgericht, inwijding in 1067. Nadien volgden kruisingstoren en buitenkrocht ingewijd in 1148 en tenslotte het westblok, begonnen in 1138 doch grotendeels de tweede helft van de 12de eeuw te dateren en slechts voltooid in de 13de eeuw. De gehele kerk werd in de 13de eeuw reeds aangepast in gotische stijl, waarbij de twee zijbeuken vervangen werden door een brede zijbeuk. Bewaarde noordelijke zijmuur (11de eeuw), eertijds verbonden met kloosterhof door de aanleunende kruisgang, waarvan sporen van de spitsboogarcade in de buitenmuur. Boven de spitsboogarcade veertien traveeën met rondboogvensters. Jongere bovenverdieping deels van baksteen. Twee deuren verleenden vanuit de kruisgang toegang tot de kerk: deze in de meest oostelijke travee werd in de 13de eeuw (tweede helft?) vervangen door een nog bestaand typisch Doorniks portaal, de andere deur is gedicht. Aan de binnenzijde typische rondboogarcade als gevelversiering, een deel der gordelbogen en de geboorten van de graatgewelven bleven behouden. Gedeeltelijk bewaarde noordelijk uiteinde van de westmuur van de noordelijke transeptarm van Doornikse steen daterend uit de 10de eeuw. Recent opgegraven funderingen van het westblok te bezichtigen.

Kloostergang. Kruisgang rondom grote vierhoekige kloosterhof met de waterput van de abdij, in de 16de en 17de eeuw gebruikt als begraafplaats. Resten van de romaanse kruisgang, opklimmend tot circa 1177, in de oostvleugel: namelijk een behouden deelzuiltje en gekoppelde zuiltjes aan de toegang tot het lavatorium. Onder leiding van abt Mercatel in 1494-95 bouw van een gesloten laat-gotische kloostergang, hersteld in 1671-75. Naast de behouden fundamenten bleven in de oostvleugel twee traveeën bewaard en drie werden in 1839 gereconstrueerd onder leiding van A. Van Lokeren; eveneens reconstructie met oorspronkelijk materiaal van één travee in de noordvleugel. Gedrukte spitsboogarcade overwelfd met laat-gotisch kruisribgewelf rustend op gehistorieerde consoles. Voorts bemerkt men de sporen van de spitsboogarcade met in de zwikken de op een na behouden consoles en aanzetten van de gordelbogen of ribben.

Oostvleugel. Merkwaardige kapittelzaal, volgens Van Lokeren "crypte van de Heilige Maria". Het visgraatverband duidt op een 10de-eeuwse kern, gedeeltelijke heropbouw op vierkante plattegrond in de 12de eeuw, verfraaiingswerken in het tweede kwart van de 13de eeuw. Driebeukige ruimte van drie traveeën oorspronkelijk met kruisribgewelf. De westmuur vertoont de sporen van de oudere rondboogvormige muuropeningen; thans prachtig uitgewerkte ingang en flankerende vensters: namelijk rondbogen met spits- of rondboogvormige tweelichten met deelzuiltje in typisch Doornikse overgangsstijl, vermoedelijk uit het eerste tot tweede kwart van de 13de eeuw. Eén der vensters is dicht gemetseld.

Drie gedichte gotische vensters (15de eeuw) in de oostgevel, voorzien van bakstenen bovenbouw met gedichte rechthoekige vensters en aan de straatzijde versterkt door steunberen. Noord- en westmuur voorzien van dito spitsboogvenster in het uitspringende gedeelte. Zoals gebruikelijk bevindt zich een stenen bank rondom de zaal. Deels bewaarde bundelpijlers en halfzuilen.

Het dormitorium op de bovenverdieping bewaart alleen de buitenmuren met eenvoudige rondboogvensters in de westgevel, en typisch uitgewerkt tweelicht met Doorniks deelzuiltje in de straatgevel. Rechts van de kapittelzaal resterende muren van de sacristie, uit de 10de eeuw (?), heropbouw in de 18de eeuw voornamelijk van baksteen, zie gedichte deur met ovaal bovenlicht. Palend aan het andere uiteinde van de kapittelzaal drie kleinere vertrekken, gewoonlijk vermeld als spreekplaats, gang en trap naar dormitorium, vermoedelijk in kern opklimmend tot de 10de eeuw. De spreekplaats, voor het ogenblik ontoegankelijk, bezit rondboogvenstertjes in de westgevel uit de eerste helft van de 13de eeuw.

In de noordoosthoek treft men de zogenaamde kelder, doch eerder de gelijkvloerse verdieping op het oude straatniveau van een gebouw dat door de sporen van het visgraatverband midden 10de eeuw te dateren is, ook wel eens beschouwd als de oude refter; aanpassingen en heropbouw in de eerste helft van de 12de eeuw. Zou vanaf begin 14de eeuw voorraadkelder zijn. Voornamelijk romaanse 12de-eeuwse rondboogvensters in de grotendeels gewijzigde muren (zie ook sporen in de noordelijke buitenmuur). De drie aangepaste en gedichte spitsboogvensters in de noordmuur zijn vermoedelijk uit de eerste helft van de 13de eeuw. Fraai venster met deelzuiltje voorzien van Doorniks kapiteel op de bovenverdieping (oorspronkelijke bestemming onbekend, later gebruikt als graanzolder). Drie zuilen en een pijler van Doornikse steen (13de eeuw ?) dragen de resten van het vroegere bakstenen gewelf.

Noordvleugel. Rechthoekige gebouw onder zadeldak (leien), daterend van circa 1180, bovenverdieping (refter) gerestaureerd onder leiding van Charles Van Rysselberghe in 1896. De begane grond vormt een gesloten blok aan de tuinzijde voorzien van enkele deuren. Een gang in de noordoosthoek als verbinding van het kloosterhof met erbuiten gelegen kloostergebouwen. De gotische deur (noordgevel) werd in 1495 onder abt Mercatel aangebracht en is thans gedicht.

Ernaast bevindt zich de zogenaamd gotische zaal, aangepast in 1495 onder abt Mercatel. Overkluisd met kruisribgewelf van bak- en zandsteen op een herbruikte zuil (eerste helft van de 13de eeuw) uit de 15de eeuw. Stenen bank tegen de westmuur. Na sluiting van de gang gebruikt als ontvangstzaal. Twee romaanse zalen van vier traveeën verdeeld in twee beuken door drie zeilen op achtkantige basis en van elkaar gescheiden door gotische gang. Enkel in de noordmuur verlicht door middel van smalle openingen, een soort schietgaten. Ernaast bevinden zich nog een trap en de benedenverdieping van de keuken. Op de bovenverdieping van de noordvleugel: refter en keuken. De refter, met afmetingen van 41 x 10,S0 meter de grootste in België, wordt van 1540 tot 1584 gebruikt als arsenaal, van 1589 tot 18de-eeuwse kapel van het Spanjaardkasteel en van 1834 tot 1882 parochiekerk Sint-Macharius. Thans onder meer expositieruimte voor grafstenen. Daterend uit eind 12de eeuw, in het vierde kwart van de 16de eeuw overkluisd met een houten tongewelf.

Veertien traveeën met eenvoudige rondboogvensters, gerestaureerd in het vierde kwart van de 19de eeuw. Ingebouwde leesstoel in de tiende travee. De zijpuntgevels, voormalige trapgevels, van drie traveeën werden samen met het nieuwe gebint aangepast en verhoogd met baksteen in de loop van de 16de eeuw. In de oostgevel sporen van de oorspronkelijke 12de-eeuwse muurschilderingen met heiligenfiguren (restauratie aan de gang). Naast de refter herinneren slechts vijf romaanse rondbogen (13de eeuw) in de zuidmuur aan de voormalige keuken.

Westvleugel. Voormalige gebouwen van de lekebroeders. Thans grotendeels ruïne met bewaarde pandmuur uit de 11de eeuw en fundamenten. Gedeelte van het gebouw ten zuiden van de keuken bewaard: vermoedelijk doorgang, door middel van rondboogvormige openingen (gereconstrueerd) leidend naar de kruisgang. In het midden eertijds een grote zaal, vermoedelijk de refter der lekebroeders, toegankelijk langs een rondboogdeur gecantonneerd door gelijkaardige vensters, afgewerkt met zuiltjes, en waarschijnlijk in de 12de eeuw te dateren. Ernaast bevond zich een kleinere zaal met pijlers waarvan de fundamenten zijn teruggevonden (schatkamer?). In de zuidwestehoek van de kloosterhof bereikte men eertijds via het nog bewaarde fraaie rondboogdeurtje met trap de tribune in de kerk; typisch Doornikse stijl uit de 12de eeuw: rechtstanden geflankeerd door zuiltjes met gekoppelde basissen en kapitelen.

Lavatorium. Ten oosten van de binnenplaats; verbonden met de kapittelzaal door de kruisgang. Uniek gebouwtje op achthoekige plattegrond met twee bouwlagen daterend van circa 1171, vanaf 1634 Sint-Machariuskapel. Op de bovenverdieping bevond zich een sanctuarium, ingewijd in 1179, toegankelijk langs het dormitorium en sedert eind 15de eeuw voorzien van een trap (niet toegankelijk). De begane grond wordt geritmeerd door rondbogen; de bovenverdieping vertoont eveneens rondboogvensters en een klaverbladvormig venster in de gevel gericht naar de kloosterhof. De benedenverdieping is overkluisd met een geribd koepelgewelf van Doornikse steen rustend op kleine halfzuiltjes gedragen door zandstenen consooltjes waarin figuren verwerkt zijn en die zouden toegevoegd zijn in de loop van de 14de eeuw. Sporen van 17de-eeuwse fresco's. Het stenen altaar en de gedenksteen werden geschonken door kanunnik Triest die de kapel in 1635 liet herstellen. Het huidige platdak dateert van 1836.

Put van Sint-Macharius. Fraaie 16de-eeuwse bekroning van waterput opgetrokken uit Balegemse steen onder een tentdakje (leien); vanaf 1634 beschouwd als de wonderdoende put van Sint-Macharius tegen pest en koorts. Oorspronkelijk stond de put ten noorden van de abdij op de plaats van de huidige Sint-Machariuskerk. Afgeschaft in 1859 en vervangen door een pomp; overgebracht naar zijn huidige plaats ten westen van de kloostertuin in 1898.

Brouwerij. Gelegen buiten het museum, op de hoek van Buitenhof met Prooststraat. Opgetrokken in de loop van de 12de eeuw uit Doornikse steen. Brouwerij tot de 18de eeuw. Oorspronkelijk romaans gebouw van twee bouwlagen, thans door het verhoogd straatniveau slechts één bouwlaag hoog met rondboogvensters. Gebouw aangepast en gevels gecementeerd in 1844. 19de-eeuwse historiek zie Buitenhof.

Zogenaamd "Hoge Huis", Prooststraat. Zeer oud breed gebouw, in 1796 ingericht als woning voor de gouverneur van de vesting. Sporen van het oudere gebouw (vermoedelijk opklimmend tot de 13de eeuw) in de hoge plint van Doornikse steen met versnijding. Heden voornamelijk 16de- en 18de-eeuwse elementen. Bakstenen bovenbouw van in totaal achttien traveeën met rechthoekige vensters met voornamelijk 18de-eeuws uitzicht. Rechter deel, bestaande uit dertien traveeën gevat tussen gekoppelde pilasters met Toscaans kapiteel en geaccentueerd door een middenrisaliet van drie traveeën eveneens afgelijnd door gekoppelde pilasters en bekroond met een driehoekig fronton; middentravee voorzien van oorlogsmonument .geschonken door G. Taelman, deken van het Spaans Kasteel". Linker deel: vermoedelijk een 19de-eeuwse verbouwing van een oudere kern. Haakse aanbouw, zij- en achtergevel voornamelijk in de 16de eeuw te dateren met oudere sporen. Rechter zijgevel met sporen van vroegere muuropeningen, speklagen en muurvlechtingen.

Bij het verzamelen van foto’s en documentatiemateriaal heb ik onder andere gebruik gemaakt van beeldmateriaal uit de collectie van archief Gent. Via onderstaande link kom je op hun uitgebreide site:

https://beeldbank.stad.gent/

Voor de beschrijving van huizen en straten verwijs ik naar

https://beeldbank.onroerenderfgoed.be/images?text=gent