Toreken vrijdagsmarkt
Dit gebouw was het gildehuis van de huidevetters. Het dateert uit de tweede helft van de 15e eeuw, en verving een houten hal.
De gevels zijn eenvoudig, en enkel versierd met waterlijsten. De ramen hebben kruiskozijnen. Het dak is een zadeldak tussen twee trapgevels.
De ronde spietoren, die eerder voor het prestige dan om praktische redenen werd toegevoegd, heeft een klein platform op halve hoogte. Daarop rijst een dunner gedeelte op, dat bekroond wordt door middel van een achthoekige uitkijkpost.
Van Sofie Waeterloos weten we dat het werd gerestaureerd van 1978 tot 1983.
Hendrik Van Kerkvoorde: 'Hier is ook het Poeziecentrum van Gent gevestigd.Van hieruit begint de poezieroute, er is een documentatiecentrum over poezie,bibliotheek, en winkel in gevestigd.'
Johan De Bock: 'Het meerminnetje op de torenspits is Melusine, beschermgeest van de binnenschippers.'
Johan De Bock: 'Hier stond vroeger een houten hal, die door de lammerwerkers en grauwwerkers vanaf de 14e eeuw gebruikt werd voor de handel in bont en pelzen. In 1422 kochten de huidevetters deze hal. In 1450 werd de houten hal gesloopt en werd de bouw van het Toreken zoals we het nu kennen aangevat. Pas in 1483 werd de uitkijktoren afgewerkt (bouwen kost geld...).
Hierbij dient opgemerkt dat het gebouw er toen ietwat anders uitzag: de toegang gebeurde via een trap naar de 1e verdieping, het gelijkvloers was helemaal dicht: men moest het gebouw kunnen verdedigen!
Maar in 1540 was 't al uit met de pret: Keizer Karel liet het gebouw in beslag nemen (als onderdeel van de straffen die hij de Stroppen oplegde). Het werd verkocht en in drie stukken verdeeld. Van dan af ging het snel bergaf. Het gebouw verkommerde meer en meer.
In 1883 kocht het stadsbestuur het gebouw aan, met de bedoeling er de Koninklijke Vlaamse Academie te vestigen -maar dat ging niet door (het Dammansteen werd daarvoor gebruikt). Dan maar als café verhuurd, later werd het zelfs een matrassenfabriek. Daarna leegstand en verkrotting. Toch werd het in 1943 als monument erkend. Maar het bleef leeg staan verkommeren achter reusachtige reklamepanelen.
Vanaf 1971 begon de stad de restauratie te plannen. In 1980 begon men er aan, in 1983 werd het voltooid. Maar! De stad had de bedoeling het als prestigiues restaurant te verhuren. Het 1e verdiep werd daarvoor met een grillinstallatie uitgerust. Helaas was geen enkele uitbater geïnteresseerd... Gelukkig was de toenmalige Kredietbank net op zoek naar een gebouw waarin het allerlei culturele activiteiten, recepties, vergaderingen kon houden. De bank gebruikte het gebouw tot rond de eeuwwisseling. Dan werd dit de thuishaven van het Poeziehuis.
Merk op dat er in dit gebouw geen trappen zijn: men gebruikte ladders om naar de verdiepingen te gaan (die bij belegering konden opgetrokken worden). Alle nutsvoorzieningen zijn samengebracht in het zijgebouwtje (moderne invulbouw). Hierin vind je o.a. de traagste lift van Vlaanderen (mocht geen trillingen maken, om het gebouw niet te beschadigen).
De klok aan de toren diende om de wekelijkse markt te openen en te sluiten. Aan de metalen ballustrade werd het afgekeurde laken opgehangen - tot schande van de wever die het gefabriceerd had.'
Zeemeermin Melusine
Hoe is die Zeemeermin, Melusine, in 's hemelsnaam bovenop het Toreken van het Huidevettershuis terechtgekomen, gelegen aan de Vrijdagmarkt in Gent, waar nu het Poëziecentrum gevestigd is? Een lang verhaal, dat start in Schotland, in de tiende eeuw...
Uit het huwelijk van koning Elinas en de fee Pressine werden drie meisjes geboren: Melias, Palatine en Melusine. Toen het koninklijke paar ruzie kreeg, trokken de feeën partij voor hun moeder en lieten ze hun vader gevangen zetten. Waarop hun vader zijn dochters vervloekte: iedere zaterdagavond zou het onderste deel van hun lichaam veranderen in een slangenstaart, wat ze de facto tot een soort zeemeermin omtoverde. Werden ze bovendien in die toestand van metamorfose betrapt, dan zouden ze ook hun toverkracht verliezen. De meisjes besloten zich op het Europese vasteland te vestigen, waar hun lot door niemand gekend was. Melusine trok naar de Ardennen. 'Op een mooie namiddag in het jaar 963, terwijl ze zich spiegelde in het heldere water van de Alzette, verscheen Siegfried, de prins van die onherbergzame kontreien, wiens kleine kasteel zich op de nabije heuvels bevond. Voor de twee jonge mensen was het liefde op het eerste gezicht en hetzelfde jaar nog werden ze in de echt verbonden. Van een arme edelman werd Siegfried algauw een machtige heer, dank zij de magische praktijken van Melusine, die zich elke zaterdagavond weer heel geheimzinnig in haar vertrekken opsloot.' Zo verliepen twintig jaar van echtelijk geluk, tot Siegfried verteerd raakte door jaloezie: waarom mocht hij nooit haar kamer betreden op zaterdagavond? Melusine, die haar echtgenoot door en door vertrouwde, was onvoorzichtig geworden en liet de deur van haar kamer al eens open. Nietsvermoedend, in haar gedaante van zeemeermin, nam ze een bad... Siegfried was nauwelijks van zijn verbijstering bekomen, toen de vloek al werkelijkheid werd: een vreselijke aardschok deed het kasteel instorten. Siegfried vond de dood in de puinen van zijn kasteel en Melusine, veranderd in een gevleugelde draak, ging weer in de wereld van de verbeelding wonen...
Het nobele bloed van Melusine zou volgens de overlevering, en via Godfried van Bouillon, ook door de aderen stromen van de christelijke koningen van Jeruzalem. Vandaar dat we echo's van haar verhaal ook terugvinden in de legende van Mathilde van Toscane en de stichting van de abdij van Orval. Mathilde was immers verwant aan Godfried van Bouillon. Ze is ook bekend als Luscente, en ligt zo aan de oorsprong van de naam Luxemburg, dat zoveel betekent als 'de burcht van Luscente'. In Koerich, gelegen tussen Luxemburg en Aarlen, net over de Belgische grens, kunt u trouwens nog altijd de ruïnes van het kasteel van Siegfried bezoeken.
Maar hoe kwam Melusine nu op het Toreken te staan? Wel, verdoemd tot een 'eeuwig' bestaan als geest, bleef ze nog steeds erg begaan met het lot van nakomelingen, die ze telkens waarschuwde voor naderend onheil. Dat was de burgers van Poitiers niet ontgaan, en zo groeide Melusine op tot mascotte van de stad.
Toen de kruisvaarders jaren later het Heilig Land gingen bevrijden,' lezen we op Gent Blogt. 'hadden die van Poitiers een vaandel met daarop een gouden Melusine-beeldje.' Dit werd veroverd door de Arabieren, maar heroverd door Vlaamse kruisvaarders. Zij brachten het mee naar Biervliet, en toen eeuwen later de Gentenaars onder leiding van Jacob van Artevelde aan de poorten de stad stonden, waren de huidevetters de eersten die over de stadsmuren geraakten. 'Van Artevelde beloonde hen voor hun moed met het beeld van Melusine. Terug in Gent plaatsen ze het beeld als windwijzer op hun gildehuis, en daar staat het nog altijd.' Weliswaar in een nieuwe versie...