Guislain instituut
Het imposante complex met het huidige Psychiatrisch Centrum Dr. Guislain, het Museum Dr. Guislain en het Vormingscentrum Guislain, vormde voorheen het zogenaamde Guislaingesticht, daarvoor genaamd Krankzinnigengesticht voor mannen.
De oprichter van het krankzinnigengesticht, professor Joseph Guislain (1797-1860), één der voorlopers van de moderne psychiatrie, was één der eersten in ons land die de krankzinnigheid voorstelde als een ziekte die kon behandeld worden. In 1824 tekende hij reeds een plan voor een krankzinnigenhospitaal waarmee hij een prijs behaalde in de Société des Beaux Arts te Brussel. In 1828 werd hij door de stad Gent benoemd tot hoofdgeneesheer voor de krankzinnigen en werd aldus de eerste officieel erkende psychiater in de Zuidelijke Nederlanden. Hij werkte eveneens mee aan het opstellen van de Wet op de behandeling van de krankzinnigen van 1850 die de behandeling van geesteszieken aan nieuwe, meer wetenschappelijke en meer humane voorschriften onderwierp.
In het ancien régime werden de geesteszieken opgesloten in de stadspoorten of in het godshuis van Sint-Jan-ten-dullen. In 1773 werden de mannelijke geesteszieken overgebracht naar het Geraard Duivelsteen en in 1828 verhuisden ze naar het Alexianenklooster. In 1851 besliste de Gentse gemeenteraad en de Commissie van Burgerlijke Godshuizen onder impuls van dr. Guislain, een nieuw en wetenschappelijk verantwoord krankzinnigengesticht te bouwen. Voor de oprichting van een nieuw "gesticht" stelde J. Guislain verschillende voorwaarden. Het nieuwe gebouw moest gebouwd worden op het platteland in een rustige omgeving. Men koos de wijk ten noorden van de Brugse poortwijk, toen nog volledig landelijk, en eigendom van de Commissie van de Godshuizen. Het terrein bedraagt ongeveer 9 hectare. Ook de gebouwen moesten een indruk van rust, vrijheid en veiligheid oproepen, daarom mochten zij slechts twee bouwlagen hoog zijn, en een groot deel van het terrein moest worden ingenomen door tuinen, velden en binnenplaatsen.
Na verscheidene voorontwerpen werd het uiteindelijke ontwerp van 1852 van architect Adolphe Pauli in samenwerking met en volgens de richtlijnen van professor dr. Guislain zelf, uitgevoerd. De werken, aangevat in 1853, duurden meer dan twintig jaar, tot 1876. Het hospitaal was het eerste echte krankzinnigengesticht in ons land en gold als een modelinrichting. J. Guislain werd de eerste bestuurder van het gesticht dat in 1857 gebruik werd genomen. De ateliers, waaronder een schrijnwerkerij, een smidse, een kleermakersatelier, een weverij, een schoenmakerij, een kledingsmagazijn, een matrassenmakerij en een magazijn werden bijgebouwd rondom de verschillende afdelingen in 1866, volgens een ontwerp van 1863. Een afdeling voor onzindelijken en een hoeve werden respectievelijk links en rechts van de gesloten afdeling der heftigen bijgebouwd in 1875.
Nadat in 1928 twee branden ernstige schade veroorzaakten, werden de hoofdvleugels gerestaureerd en hier en daar voorzien van kleine aanbouwsels, ondermeer voor trap, wc en dergelijke. Tevens bouwde men voor de hoofdingang een huis voor de geneesheer en een huis voor de aalmoezenier, richtte men op de eerste binnenplaats een nieuwe kapel op en bouwde men ten oosten van het complex een watertoren. In de laatste decennia werd de inrichting nog voorzien van diverse nieuwe paviljoenen. Ten noorden van het oude hospitaal tenslotte werd in 1997 een volledig nieuw ziekenhuis gebouwd. In de oude instelling is het Museum Dr. Guislain voor de Geschiedenis van de Psychiatrie (sedert 1986), een vormingscentrum en een school voor psychiatrische verpleegkunde ondergebracht. In 1999 zou het oude psychiatrische centrum volledig patiënten vrij moeten zijn.
De patiënten werden van bij het begin verpleegd onder leiding van de Broeders van Liefde. De congregatie, gesticht door kanunnik Triest in 1810, verzorgde reeds de mannelijke krankzinnigen in het Gentse Geraard Duivelsteen, waar dr. J. Guislain in 1828 door kanunnik Triest benoemd werd tot hoofdgeneesheer. Bij de ingebruikname van het nieuwe gesticht stond dr. Guislain er op, de verpleging toe te vertrouwen aan deze congregatie. In 1985 werd de congregatie eigenaar van het gebouwencomplex.
Guislain voorzag een strikte indeling met één afdeling per ziekte en geneesbaarheid, op zijn beurt ingedeeld in betalende en niet betalende patiënten, laatstgenoemde ten laste van de Commissie der Burgerlijke Godshuizen of armenzorg. Iedere afdeling bevatte een hospitaal voor de behandeling, een tehuis voor ongeneeslijken, een huis voor morele en fysieke opvoeding, lagere school, ateliers voor handenarbeid en een isolatieplaats voor zieken. De vergaderplaatsen, de werkplaatsen en de klassen waren ondergebracht op de begane grond. De slaapzalen waren ondergebracht op de bovenverdiepingen. Een arduinen trap verbond beide verdiepingen.